Dit interview namen wij af van Roland Vanacker in 2010 en werd toen reeds in een Nederlands en Amerikaans magazine gepubliceerd.
Roland Vanacker , geboren op 29/07/1942, is ondertussen bijna 82 jaar jong.
Als politieman hoorden wij heel wat goeds vertellen van oudere collega's over Roland Vanacker. Zij kenden hem als een heel sterke persoon en die collega's kenden allemaal de namen van zijn honden.
Ook in het NVBK heeft Roland naam gemaakt.
Roland schreef mee aan de geschiedenis van het gebruik van patrouillehonden bij de Rijkswacht ( Gendarmerie ) in België en was ook een zeer gerespecteerd lid van het NVBK. Een mooie combinatie en dus reden genoeg om dit interview opnieuw uit te brengen.
Zelden heb ik iemand zo gepassioneerd horen vertellen over zijn werk én zijn hobby. Niet toevallig heeft Roland Vanacker die twee kunnen combineren. Als 8-jarige trok hij voor het eerst een 'mouwke' aan. Hij kreeg de hondensport bijna letterlijk met de paplepel mee , zoals we dat in Vlaanderen wel eens plegen te zeggen. Na een lange loopbaan bij de Rijkswacht als onder andere patrouillehondengeleider en provinciaal instructeur voor de beide Vlaanderen en een sportcarrière in het NVBK als keurmeester, provinciaal voorzittter, aanvalsman én liefhebber, weet de man nog steeds niet van ophouden. Ondanks zijn bijna 68 lentes heeft de oud-paracommando nog steeds niks van zijn pluimen verloren. Roland Vanacker spreekt met een uitgesproken mening, enthousiast en sterke stem.
Hoe kwam jij in de hondensport terecht ?
Roland: Door mijn vader. Hij trainde ook Belgische ring met meestal Mechelaars maar ook eens met een Bouvier.
Mijn vader hoefde mij niet aan te moedigen. Ik had al snel de zelfde passie. Als kind was ik praktisch constant met honden bezig.
Mijn vader was trouwens ook een Rijkswachter. Hij was correct maar hard. Ik was de oudste van zes kinderen waarvan één kindje heel vroeg is overleden. Dat waren werkelijk andere tijden. Als mijn vader een hondje wou testen vroeg hij mij. Bijtmouwen kenden wij toen nog niet. We fabriceerden zelf met jutezakken onze bescherming.
Ik was een jaar of 8 toen hij mij voor het eerst gebruikte om een hondje te testen. Pas als hij wist dat een hond beet ging hij er mee naar zijn club om te trainen.
Wat betreft jouw carrière als aanvalsman; wanneer behaalde je jouw brevet ? En liep jij ook wedstrijden ?
Roland: Een brevet van aanvalsman heb ik nooit behaald. Dit vooral door mijn dienstomstandigheden als Rijkswachter. Ik kon mij daarvoor niet engageren daar ik uiteraard ook veel weekends en nachten moest presteren. Het was dus moeilijk om afspraken te maken.
Daardoor was ik genoodzaakt om aanvalsman te blijven op de club.
Ik ben wel een aantal keren burger aanvalsman geweest op wedstrijden en aanvalsman op jongerentoernooien. Op de club trok ik wel telkens het kostuum aan als ik kon gaan trainen.
Maar ik was ook aanvalsman bij de Rijkswacht. Ik heb meerdere praktijkwedstrijden voor diensthonden gelopen als aanvalsman. En ook voor het kampioenschap van diensthonden bij de Rijkswacht.
Wat doe je het liefst , een wedstrijd lopen of trainen ?
Roland: Eigenljik hield ik van beiden. Als ik een wedstrijd liep moest de hond zich bewijzen. Maar de hond kreeg altijd een faire kans om te bijten. Van trainen hield ik ik omdat ik de geleider en de hond iets kon bijbrengen maar zelf ook altijd bijleerde.
Heb je ooit een zware verwonding of andere kwetsuur opgelopen ?
Roland: Naast de typische kwetsuren zoals de blauwe plekken en eens een meniscusblessure ben ik nooit zwaar geblesseerd geweest. Ik ben altijd uiterst sportief geweest. Dat is misschien een verklaring.
Waarom ben je keurmeester geworden in het NVBK ?
Roland: Op 15 oktober 1988 ben ik keurmeester geworden in het NVBK omdat er toen in Oost-Vlaanderen geen keurmeesters waren. Een andere reden was dat ik het programma wenste op te waarderen en de moeilijkheidsgraad wou verhogen.
Ik stond er op dat er correct werd gekeurd. Correctheid droeg ik namelijk hoog in het vaandel.
Ik ben er fier op dat ik gekend stond om altijd correct te zijn ongeacht de deelnemer, de hond of de club.
Ik heb heel veel wedstrijden en kampioenschappen gekeurd. Een vijftal jaren geleden ben ik ermee gestopt.
Waarom vind je ringsport zo mooi ?
Roland: Ringsport is de moeilijkste tak van de hondensport. De hond moet echt alles hebben : moed, durf, snelheid, lenigheid en natuurlijk goed bijten.
Het bewaken vind ik de mooiste en zwaarste oefening die er bestaat. De hond moet zelf de afstand bepalen, een goeie beet zetten, hij moet lossen en hij moet terug naar het voorwerp. En dit alles buiten het zicht van zijn meester en zonder bevelen.
En als er voorwerpen en afleidingsmanoeuvers zijn moet de hond moed en durf hebben.
Voor mij geldt zeker : ' een goeie bewaker is een klassehond'.
Je was ook lid van de stamboomcommissie binnen het NVBK. Wat houdt dat in ?
Roland: Hun taak is voornamelijk enerzijds honden aankeuren en anderzijds nestcontroles uitvoeren voor het behalen van een stamboom.
Die functie ben ik ook begonnen omdat er toen ook te weinig waren. Ik deed het ook uit noodzaak voor het bekomen van correcte stambomen.
Heb je nog met andere bekende namen in het NVBK getraind ?
Roland: We trainden in clubverband. Eerst in DVS Waarschoot. Later zijn we verhuisd naar DVS Lembeke.
We gingen regelmatig eens naar andere clubs trainen.
Ik ken Bart Bellon. Persoonlijk vind ik hem de beste africhter die ik ken.
In mijn beginperiode waren daar Lucien Rivière, een fantastische africhter, Robert De Mits ( met zijn Dick 1 ) en zeker niet te vergeten Maurice Lampaert , onze aanvalsman op de club. Zij dirigeerden mij in de juiste richting.
Je was ook actief als liefhebber in het Verbond. Had je succes ?
Roland: Ik heb verscheidene wedstrijden gewonnen zowel in het NVBK als in de praktijkwedstrijden bij de Gendarmerie. Telkens met de combinatie ringhond-diensthond. Met al mijn honden , vijf in totaal, heb ik deelgenomen aan het Belgisch kampioenschap in het NVBK.
Met Sam werd ik ooit 4de maar meestal strandde ik op de plaatsten juist onder het podium. Ik was zogezegd subtop. De titels Kampioen van Oost-Vlaanderen en van beide Vlaanderen heb ik wel op mijn palmares kunnen schrijven.
Heb je ooit een andere hondensport beoefend ?
Roland: Neen, maar elke tak is mooi en heeft zijn charmes. Ik ging bijvoorbeeld kijken naar het WK IPO toen dit plaats had in Waver. Ook mondioring vind ik een mooie discipline trouwens.
Ik zelf koos voor de Belgische ring omdat de honden inhoud moeten hebben die ik er graag in zag. Op en naast het terrein !
Ben je nog actief in de hondensport ?
Roland: Omwille van familiale omstandigheden ben ik niet meer actief in competitie. Ik ben wel nog actief als aanvalsman voor mijn beste vriend Patrick Van den Berghe. Hij heeft als zelfstandige carrossier steeds een zestal mechelaars met een zwaar karakter voor het bewaken van zijn domein. Er zijn al inbraakpogingen geweest maar daar is het gelukkig bij gebleven ( Roland lacht ).
Ik ga wel als het past nog eens naar een wedstrijd kijken. Maar ik ben niet meer in de mogelijkheid om het van dichtbij te volgen.
Maar als mijn raad wordt gevraagd ben ik nog steeds bereid te helpen. Ook als men een goeie hond zoekt.
Heb jij ooit andere honden gehad dan Mechelaars ?
Roland: Ik zelf heb enkel Mechelaars gehad. Veel heb ik er eigenlijk niet gehad. Maar de honden die ik had, daar speelde ik mee. Mijn meest bijzondere hond en die mij het nauwst aan het hart lag is mijne Sam die een kleinzoon was van Dick 1. Mijn eerste wedstrijd in het NVBK heb ik gespeeld en gewonnen met Sam op 14 april 1977 in Doomkerke.
Een eerste zoon van Sam heeft trouwens gediend voor het begin van de bloedlijn van Bertrand Vindevoghel , van de kennel Van Joefarm.
Welke honden uit het NVBK maakten de meeste indruk op jou ?
Roland: Ik heb veel goeie honden gezien in het NVBK. De beste honden vond ik :
Wat zie jij graag in een Mechelaar ?
Roland: Zijn onverzettelijkheid, zijn werklust, zijn fysieke conditie, moed en durf en zijn aanhankelijkheid en vastberadendheid. Persoonlijk hou ik ook van een minimum aan scherpte.
Heb jij ooit zelf gefokt ?
Roland: Ik heb nooit nesten zelf bij mij thuis gehad, neen. Ik plaatste wel teven bij vrienden. Met Sam heb ik een aantal keren gedekt. Al mijn honden waren altijd wel een beetje van famillie van elkaar.
Welke hond maakte het meeste indruk op jou ?
Roland: Dat is Dick 1 van Robert De Mits waar ik het al eerder over had. Die hond maakte zeker niet alleen op mij indruk maar op de hele NVBK. Maar ik heb nog veel andere goeie honden gezien !
Welke raad zou jij aan een beginnende aanvalsman willen meegeven ?
Roland: Luister naar een oudere en ervaren aanvalsman. Volg lessen bij het korps van aanvalsmannen. Het NVBK is de enige federatie die les geeft aan zijn jonge of niet gediplomeerde aanvalsmannen. Het Verbond geeft ook bijscholingen aan de gediplomeerde aanvalsmannen.
Op training moet de aanvalsman de hond helpen, niet afbreken. Volg altijd stipt de regels van de keurders als je wedstrijden loopt. Wees op wedstrijden onverbiddelijk maar correct. Werk de wedstrijd af op dezelfde wijze en het zelfde ritme en voor elke hond gelijk. Het werk van een aanvalsman kan de wedstrijd bepalen.
Vertel eens wat meer over jouw carrière bij de Rijkswacht.
Roland: Ik ben binnen gegaan in het Belgisch leger in 1958 en heb er gewerkt als beroepsmilitair tot 1962. Ik maakte deel uit van het 1ste bataljon Para. Onze bijnaam was 'het Afrikakorps'. Ik heb onder andere een sessie van 7 maanden gedaan in Congo. In oktober 1962 trad ik in mijn vaders voetsporen en werd Rijkswachter. In 1975 werd ik sportmonitor in de Rijkswacht. Hondengeleider werd ik in 1977. Enkele jaren later, in 1980, werd ik provinciaal verantwoordelijke voor de waak- en aanvalshond , zo noemde men dat in die tijd.
Ik heb het geschopt tot eerste opperwachtmeester maar heb wel ooit eens verzaakt aan een examen voor adjudant omwille van familiale omstandigheden.
Je was ook in de USA ?
Roland: Ik werd mee gevraagd door mijn vriend Willy Wuyts naar de Verenigde Staten op 26 september 1989. We waren uitgenodigd door Night Hawk Kennels in Westbury in New York om er promotie te doen voor de Belgische ringsport.
Die clubleden daar en de aanwezige Amerikaanse politie vroegen me of mijn hond ook het echte 'work on the streets' aan kon. 'Uiteraard' antwoordde ik positief ! Ze vonden toen een oefening ter plaatse uit dat ik werd aangevallen aan de andere kant van het terrein , zeker zo'n 60 meter verder. Mijn hond moest in de auto zitten. Hoewel we dit nog nooit getraind hadden was deze oefening een kolfje naar de hand van mijne Zwartekop. Want zo noemde ik mijn hond die eigenlijk Naveron heette en een zoon was van Bibber. Ook mijn Zwartekop was zowel ringhond als diensthond. Dat kostte mij trouwens telkens punten op het appel. Maar ik had een zwak voor zulke honden. Ik moest van geen 'jeanette' weten. ( noot redactie : 'jeanette' is een Belgische uitspraak voor een zachte hond ) Al mijn honden die ik heb gehad zijn bij mij getraind, hebben voor mij gewerkt en zijn bij mij thuis overleden.
Op mijn honden stond geen prijs.
In Amerika werd er destijds 400.000 oude Belgische franken, dus nu 10.000 euro, geboden voor mijn Zwarte kop. Dat was en is nog steeds een hele bom geld.
Maar ik ben er niet op in gegaan en ben terug met mijn Zwartekop naar huis gekomen.
Van wat genoot jij het meest ? Van je werk als hondengeleider bij de Rijkswacht of als liefhebber in het NVBK ?
Roland: Beiden ! Maar wel met een lichte voorkeur voor het werk als hondengeleider bij de Rijkswacht. Echte , stevige interventies met je hond geven toch een kick hoor !
Ik maate de hoogdagen van het voetbalhooliganisme mee, de ontsnapping van de gangsters Fenueille en Horion uit de gevangenis ( noot redactie : bekende gevaarlijke Belgische gansters ) , invallen in beruchte dancings met als bekende de legendarische Boccaccio, rellen met extreems-rechts enzovoort.
Wij weten van andere oud Rijkswachters dat jij bijna een mythe bent binnen de Rijkswacht.
Roland: Ik was een sportman pur sang. Ik denk dat ik vooral veel respect heb verdiend omdat ik zelf deelnam aan de acties. Maar ook omdat ikzelf en mijn vriend Robert Raaymakers, de geestelijke vaders zijn van het programma voor Diensthonden bij de Rijkswacht. Wij stelden de standaarden toen.
Ik hielp ook veel Rijkswachters tijdens de maandelijke bijscholingen en steunde hen in goeie en kwade dagen. Ik stond altijd achter mijn mannen. Dat werd blijkbaar geapprecieerd.
Dat ik mij ook bewees met mijn eigen honden zal wellicht ook wel een rol hebben gespeeld.
Heeft de patrouillehond nog steeds een plaats in het hedendaagse politie-apparaat ?
Roland: Absoluut ! Het heeft een enorm preventief effect. Ik heb tot mijn spijt zelf moeten vaststellen dat men in België zich te veel bezig houdt met budgetten in plaats van te investeren in een goeie opleiding.
Er zijn te veel politiezones of steden die om budgettaire redenen niet willen investeren in politiehonden. Men is onwetend en sommigen zijn bang dat er bijtincidenten zouden kunnen gebeuren.
In mijn tijd konden ze alvast rekenen op ons. Toen was er het voetbalhooliganisme, denk maar aan het Heizeldrama. Ik was die dag van het Heizeldrama trouwens aan het werk als hondengeleider in Oostende waar de supporters van Liverpool arriveerden.
Jouw eigen honden waren dus zowel diensthonden als sporthonden. Een moeilijke combinatie.
Roland: Ja, op één na waren ze dus zowel dienst- als sporthond. Zoals ik al eerder zei kostte die combinatie mij wel punten in het appel op competitie in het Verbond.
Maar dat nam ik er graag bij want ik wist hoe dat kwam.
Ik heb nog zo'n gezegde die ik graag in de mond neem : ' een hond mag de punten verbijten, maar niet verschijten', begrijp je ?
Kan een sporthond een perfecte diensthond zijn ?
Roland: Dat is helemaal niet vanzelfsprekend. Maar een goeie sporthond met een zwaar karakter kan door een omscholing ook een heel goeie diensthond worden.
Wat is de perfecte diensthond voor jou ?
Roland: Die moet heel veel moed en durf hebben dus. Een goed appel en een groot uithoudingsvermogen bezitten en ietwat scherp zijn.
Hij moet zeker ook sociaal zijn naar andere honden. Dat laatste wordt erg onderschat want als je met verschillende honden op het terrein werkt mag je hond geen agressie tonen naar die andere honden. Want dan heeft hij geen aandacht meer voor zijn werk en dat is niet goed.
Moeten diensthonden dan sociaal zijn ?
Roland: Ze mogen sociaal zijn maar ze mogen dus zeker geen 'jeanette' zijn. Niet iedereen mag er aan komen en de geleider mag zeker niet toelaten dat iedereen de hond streelt. De geleider speelt hierin een heel grote rol, vind ik.
De onvermijdelijke vraag : hoe denk jij over de africhtingsband ?
Roland: Bart Bellon is een fantastische goeie africhter en een meester in het gebruik van de 'teletac' zoals wij dat zeggen.
Maar het is en blijft een hulpmiddel. Ik vind dat wie een hond niet manueel kan africhten dat ook niet kan met stroom. Stroom wordt te pas en te onpas gebruikt. In mijn jonge periode bestond er geen electrische africhtingsband. Een voorbeeld : Robert De Mits behaalde in zijn tijd 389/400 zonder het gebruik van zo'n band en met zijn Tarzan haalde hij zelfs eens 391/400.
Ik vind wel dat het appèl er mee verbeterd is. Vroeger werden er soms middelen gebruikt die heel wat minder hondvriendelijk waren.
Foto links: Roland in 1994 als aanvalsman met Sam ( eigenaar Patrick Van den Berghe ) , een zoon van de bekende Oké Van het Muizenbos
Foto rechts: Roland met Racky
Auteur : Axel Van der Borght
Foto's : van de eigen collectie van Roland Vanacker en Patrick Van den Berghe
Dank u Patrick Van den Berghe voor de steun
Roland Vanacker , geboren op 29/07/1942, is ondertussen bijna 82 jaar jong.
Als politieman hoorden wij heel wat goeds vertellen van oudere collega's over Roland Vanacker. Zij kenden hem als een heel sterke persoon en die collega's kenden allemaal de namen van zijn honden.
Ook in het NVBK heeft Roland naam gemaakt.
Roland schreef mee aan de geschiedenis van het gebruik van patrouillehonden bij de Rijkswacht ( Gendarmerie ) in België en was ook een zeer gerespecteerd lid van het NVBK. Een mooie combinatie en dus reden genoeg om dit interview opnieuw uit te brengen.
Zelden heb ik iemand zo gepassioneerd horen vertellen over zijn werk én zijn hobby. Niet toevallig heeft Roland Vanacker die twee kunnen combineren. Als 8-jarige trok hij voor het eerst een 'mouwke' aan. Hij kreeg de hondensport bijna letterlijk met de paplepel mee , zoals we dat in Vlaanderen wel eens plegen te zeggen. Na een lange loopbaan bij de Rijkswacht als onder andere patrouillehondengeleider en provinciaal instructeur voor de beide Vlaanderen en een sportcarrière in het NVBK als keurmeester, provinciaal voorzittter, aanvalsman én liefhebber, weet de man nog steeds niet van ophouden. Ondanks zijn bijna 68 lentes heeft de oud-paracommando nog steeds niks van zijn pluimen verloren. Roland Vanacker spreekt met een uitgesproken mening, enthousiast en sterke stem.
over hondensport het NVBK ( het Verbond ) :
Hoe kwam jij in de hondensport terecht ?
Roland: Door mijn vader. Hij trainde ook Belgische ring met meestal Mechelaars maar ook eens met een Bouvier.
Mijn vader hoefde mij niet aan te moedigen. Ik had al snel de zelfde passie. Als kind was ik praktisch constant met honden bezig.
Mijn vader was trouwens ook een Rijkswachter. Hij was correct maar hard. Ik was de oudste van zes kinderen waarvan één kindje heel vroeg is overleden. Dat waren werkelijk andere tijden. Als mijn vader een hondje wou testen vroeg hij mij. Bijtmouwen kenden wij toen nog niet. We fabriceerden zelf met jutezakken onze bescherming.
Ik was een jaar of 8 toen hij mij voor het eerst gebruikte om een hondje te testen. Pas als hij wist dat een hond beet ging hij er mee naar zijn club om te trainen.
Wat betreft jouw carrière als aanvalsman; wanneer behaalde je jouw brevet ? En liep jij ook wedstrijden ?
Roland: Een brevet van aanvalsman heb ik nooit behaald. Dit vooral door mijn dienstomstandigheden als Rijkswachter. Ik kon mij daarvoor niet engageren daar ik uiteraard ook veel weekends en nachten moest presteren. Het was dus moeilijk om afspraken te maken.
Daardoor was ik genoodzaakt om aanvalsman te blijven op de club.
Ik ben wel een aantal keren burger aanvalsman geweest op wedstrijden en aanvalsman op jongerentoernooien. Op de club trok ik wel telkens het kostuum aan als ik kon gaan trainen.
Maar ik was ook aanvalsman bij de Rijkswacht. Ik heb meerdere praktijkwedstrijden voor diensthonden gelopen als aanvalsman. En ook voor het kampioenschap van diensthonden bij de Rijkswacht.
Wat doe je het liefst , een wedstrijd lopen of trainen ?
Roland: Eigenljik hield ik van beiden. Als ik een wedstrijd liep moest de hond zich bewijzen. Maar de hond kreeg altijd een faire kans om te bijten. Van trainen hield ik ik omdat ik de geleider en de hond iets kon bijbrengen maar zelf ook altijd bijleerde.
Heb je ooit een zware verwonding of andere kwetsuur opgelopen ?
Roland: Naast de typische kwetsuren zoals de blauwe plekken en eens een meniscusblessure ben ik nooit zwaar geblesseerd geweest. Ik ben altijd uiterst sportief geweest. Dat is misschien een verklaring.
Waarom ben je keurmeester geworden in het NVBK ?
Roland: Op 15 oktober 1988 ben ik keurmeester geworden in het NVBK omdat er toen in Oost-Vlaanderen geen keurmeesters waren. Een andere reden was dat ik het programma wenste op te waarderen en de moeilijkheidsgraad wou verhogen.
Ik stond er op dat er correct werd gekeurd. Correctheid droeg ik namelijk hoog in het vaandel.
Ik ben er fier op dat ik gekend stond om altijd correct te zijn ongeacht de deelnemer, de hond of de club.
Ik heb heel veel wedstrijden en kampioenschappen gekeurd. Een vijftal jaren geleden ben ik ermee gestopt.
Waarom vind je ringsport zo mooi ?
Roland: Ringsport is de moeilijkste tak van de hondensport. De hond moet echt alles hebben : moed, durf, snelheid, lenigheid en natuurlijk goed bijten.
Het bewaken vind ik de mooiste en zwaarste oefening die er bestaat. De hond moet zelf de afstand bepalen, een goeie beet zetten, hij moet lossen en hij moet terug naar het voorwerp. En dit alles buiten het zicht van zijn meester en zonder bevelen.
En als er voorwerpen en afleidingsmanoeuvers zijn moet de hond moed en durf hebben.
Voor mij geldt zeker : ' een goeie bewaker is een klassehond'.
Je was ook lid van de stamboomcommissie binnen het NVBK. Wat houdt dat in ?
Roland: Hun taak is voornamelijk enerzijds honden aankeuren en anderzijds nestcontroles uitvoeren voor het behalen van een stamboom.
Die functie ben ik ook begonnen omdat er toen ook te weinig waren. Ik deed het ook uit noodzaak voor het bekomen van correcte stambomen.
Heb je nog met andere bekende namen in het NVBK getraind ?
Roland: We trainden in clubverband. Eerst in DVS Waarschoot. Later zijn we verhuisd naar DVS Lembeke.
We gingen regelmatig eens naar andere clubs trainen.
Ik ken Bart Bellon. Persoonlijk vind ik hem de beste africhter die ik ken.
In mijn beginperiode waren daar Lucien Rivière, een fantastische africhter, Robert De Mits ( met zijn Dick 1 ) en zeker niet te vergeten Maurice Lampaert , onze aanvalsman op de club. Zij dirigeerden mij in de juiste richting.
Je was ook actief als liefhebber in het Verbond. Had je succes ?
Roland: Ik heb verscheidene wedstrijden gewonnen zowel in het NVBK als in de praktijkwedstrijden bij de Gendarmerie. Telkens met de combinatie ringhond-diensthond. Met al mijn honden , vijf in totaal, heb ik deelgenomen aan het Belgisch kampioenschap in het NVBK.
Met Sam werd ik ooit 4de maar meestal strandde ik op de plaatsten juist onder het podium. Ik was zogezegd subtop. De titels Kampioen van Oost-Vlaanderen en van beide Vlaanderen heb ik wel op mijn palmares kunnen schrijven.
Heb je ooit een andere hondensport beoefend ?
Roland: Neen, maar elke tak is mooi en heeft zijn charmes. Ik ging bijvoorbeeld kijken naar het WK IPO toen dit plaats had in Waver. Ook mondioring vind ik een mooie discipline trouwens.
Ik zelf koos voor de Belgische ring omdat de honden inhoud moeten hebben die ik er graag in zag. Op en naast het terrein !
Ben je nog actief in de hondensport ?
Roland: Omwille van familiale omstandigheden ben ik niet meer actief in competitie. Ik ben wel nog actief als aanvalsman voor mijn beste vriend Patrick Van den Berghe. Hij heeft als zelfstandige carrossier steeds een zestal mechelaars met een zwaar karakter voor het bewaken van zijn domein. Er zijn al inbraakpogingen geweest maar daar is het gelukkig bij gebleven ( Roland lacht ).
Ik ga wel als het past nog eens naar een wedstrijd kijken. Maar ik ben niet meer in de mogelijkheid om het van dichtbij te volgen.
Maar als mijn raad wordt gevraagd ben ik nog steeds bereid te helpen. Ook als men een goeie hond zoekt.
over de mechelaar :
Heb jij ooit andere honden gehad dan Mechelaars ?
Roland: Ik zelf heb enkel Mechelaars gehad. Veel heb ik er eigenlijk niet gehad. Maar de honden die ik had, daar speelde ik mee. Mijn meest bijzondere hond en die mij het nauwst aan het hart lag is mijne Sam die een kleinzoon was van Dick 1. Mijn eerste wedstrijd in het NVBK heb ik gespeeld en gewonnen met Sam op 14 april 1977 in Doomkerke.
Een eerste zoon van Sam heeft trouwens gediend voor het begin van de bloedlijn van Bertrand Vindevoghel , van de kennel Van Joefarm.
Welke honden uit het NVBK maakten de meeste indruk op jou ?
Roland: Ik heb veel goeie honden gezien in het NVBK. De beste honden vond ik :
- Dick 1 van De Mits Robert. Hij is er twee maal Belgisch kampioen mee geweest. Die hond had werkelijk alles. Hij had enorm veel moed en durf. Het was een harde maar wel correcte hond. Vooral zijn inkom bij het bewaken was fenomenaal.
- Oké van het Muizenbos van Wuyts Willy. Dat was een fantastische beenbijter.
- Cartouche van De Wilde Marc. Cartouche is de vader van de latere G'Bibber van Luc Van Steenbrugge, beter gekend als de fokker van de kennel des Deux Pottois. Luc Van Steenbrugge heeft Cartouche op zeer jonge leeftijd gekocht. Al na enkele wedstrijden , als ik mij dat nog goed herinner. Cartouche had ook zo'n enorm sterke inkom.
Wat zie jij graag in een Mechelaar ?
Roland: Zijn onverzettelijkheid, zijn werklust, zijn fysieke conditie, moed en durf en zijn aanhankelijkheid en vastberadendheid. Persoonlijk hou ik ook van een minimum aan scherpte.
Heb jij ooit zelf gefokt ?
Roland: Ik heb nooit nesten zelf bij mij thuis gehad, neen. Ik plaatste wel teven bij vrienden. Met Sam heb ik een aantal keren gedekt. Al mijn honden waren altijd wel een beetje van famillie van elkaar.
Welke hond maakte het meeste indruk op jou ?
Roland: Dat is Dick 1 van Robert De Mits waar ik het al eerder over had. Die hond maakte zeker niet alleen op mij indruk maar op de hele NVBK. Maar ik heb nog veel andere goeie honden gezien !
Welke raad zou jij aan een beginnende aanvalsman willen meegeven ?
Roland: Luister naar een oudere en ervaren aanvalsman. Volg lessen bij het korps van aanvalsmannen. Het NVBK is de enige federatie die les geeft aan zijn jonge of niet gediplomeerde aanvalsmannen. Het Verbond geeft ook bijscholingen aan de gediplomeerde aanvalsmannen.
Op training moet de aanvalsman de hond helpen, niet afbreken. Volg altijd stipt de regels van de keurders als je wedstrijden loopt. Wees op wedstrijden onverbiddelijk maar correct. Werk de wedstrijd af op dezelfde wijze en het zelfde ritme en voor elke hond gelijk. Het werk van een aanvalsman kan de wedstrijd bepalen.
over de rijkswacht ( het Verbond ) :
Vertel eens wat meer over jouw carrière bij de Rijkswacht.
Roland: Ik ben binnen gegaan in het Belgisch leger in 1958 en heb er gewerkt als beroepsmilitair tot 1962. Ik maakte deel uit van het 1ste bataljon Para. Onze bijnaam was 'het Afrikakorps'. Ik heb onder andere een sessie van 7 maanden gedaan in Congo. In oktober 1962 trad ik in mijn vaders voetsporen en werd Rijkswachter. In 1975 werd ik sportmonitor in de Rijkswacht. Hondengeleider werd ik in 1977. Enkele jaren later, in 1980, werd ik provinciaal verantwoordelijke voor de waak- en aanvalshond , zo noemde men dat in die tijd.
Ik heb het geschopt tot eerste opperwachtmeester maar heb wel ooit eens verzaakt aan een examen voor adjudant omwille van familiale omstandigheden.
Je was ook in de USA ?
Roland: Ik werd mee gevraagd door mijn vriend Willy Wuyts naar de Verenigde Staten op 26 september 1989. We waren uitgenodigd door Night Hawk Kennels in Westbury in New York om er promotie te doen voor de Belgische ringsport.
Die clubleden daar en de aanwezige Amerikaanse politie vroegen me of mijn hond ook het echte 'work on the streets' aan kon. 'Uiteraard' antwoordde ik positief ! Ze vonden toen een oefening ter plaatse uit dat ik werd aangevallen aan de andere kant van het terrein , zeker zo'n 60 meter verder. Mijn hond moest in de auto zitten. Hoewel we dit nog nooit getraind hadden was deze oefening een kolfje naar de hand van mijne Zwartekop. Want zo noemde ik mijn hond die eigenlijk Naveron heette en een zoon was van Bibber. Ook mijn Zwartekop was zowel ringhond als diensthond. Dat kostte mij trouwens telkens punten op het appel. Maar ik had een zwak voor zulke honden. Ik moest van geen 'jeanette' weten. ( noot redactie : 'jeanette' is een Belgische uitspraak voor een zachte hond ) Al mijn honden die ik heb gehad zijn bij mij getraind, hebben voor mij gewerkt en zijn bij mij thuis overleden.
Op mijn honden stond geen prijs.
In Amerika werd er destijds 400.000 oude Belgische franken, dus nu 10.000 euro, geboden voor mijn Zwarte kop. Dat was en is nog steeds een hele bom geld.
Maar ik ben er niet op in gegaan en ben terug met mijn Zwartekop naar huis gekomen.
Van wat genoot jij het meest ? Van je werk als hondengeleider bij de Rijkswacht of als liefhebber in het NVBK ?
Roland: Beiden ! Maar wel met een lichte voorkeur voor het werk als hondengeleider bij de Rijkswacht. Echte , stevige interventies met je hond geven toch een kick hoor !
Ik maate de hoogdagen van het voetbalhooliganisme mee, de ontsnapping van de gangsters Fenueille en Horion uit de gevangenis ( noot redactie : bekende gevaarlijke Belgische gansters ) , invallen in beruchte dancings met als bekende de legendarische Boccaccio, rellen met extreems-rechts enzovoort.
Wij weten van andere oud Rijkswachters dat jij bijna een mythe bent binnen de Rijkswacht.
Roland: Ik was een sportman pur sang. Ik denk dat ik vooral veel respect heb verdiend omdat ik zelf deelnam aan de acties. Maar ook omdat ikzelf en mijn vriend Robert Raaymakers, de geestelijke vaders zijn van het programma voor Diensthonden bij de Rijkswacht. Wij stelden de standaarden toen.
Ik hielp ook veel Rijkswachters tijdens de maandelijke bijscholingen en steunde hen in goeie en kwade dagen. Ik stond altijd achter mijn mannen. Dat werd blijkbaar geapprecieerd.
Dat ik mij ook bewees met mijn eigen honden zal wellicht ook wel een rol hebben gespeeld.
Heeft de patrouillehond nog steeds een plaats in het hedendaagse politie-apparaat ?
Roland: Absoluut ! Het heeft een enorm preventief effect. Ik heb tot mijn spijt zelf moeten vaststellen dat men in België zich te veel bezig houdt met budgetten in plaats van te investeren in een goeie opleiding.
Er zijn te veel politiezones of steden die om budgettaire redenen niet willen investeren in politiehonden. Men is onwetend en sommigen zijn bang dat er bijtincidenten zouden kunnen gebeuren.
In mijn tijd konden ze alvast rekenen op ons. Toen was er het voetbalhooliganisme, denk maar aan het Heizeldrama. Ik was die dag van het Heizeldrama trouwens aan het werk als hondengeleider in Oostende waar de supporters van Liverpool arriveerden.
Jouw eigen honden waren dus zowel diensthonden als sporthonden. Een moeilijke combinatie.
Roland: Ja, op één na waren ze dus zowel dienst- als sporthond. Zoals ik al eerder zei kostte die combinatie mij wel punten in het appel op competitie in het Verbond.
Maar dat nam ik er graag bij want ik wist hoe dat kwam.
Ik heb nog zo'n gezegde die ik graag in de mond neem : ' een hond mag de punten verbijten, maar niet verschijten', begrijp je ?
Kan een sporthond een perfecte diensthond zijn ?
Roland: Dat is helemaal niet vanzelfsprekend. Maar een goeie sporthond met een zwaar karakter kan door een omscholing ook een heel goeie diensthond worden.
Wat is de perfecte diensthond voor jou ?
Roland: Die moet heel veel moed en durf hebben dus. Een goed appel en een groot uithoudingsvermogen bezitten en ietwat scherp zijn.
Hij moet zeker ook sociaal zijn naar andere honden. Dat laatste wordt erg onderschat want als je met verschillende honden op het terrein werkt mag je hond geen agressie tonen naar die andere honden. Want dan heeft hij geen aandacht meer voor zijn werk en dat is niet goed.
Moeten diensthonden dan sociaal zijn ?
Roland: Ze mogen sociaal zijn maar ze mogen dus zeker geen 'jeanette' zijn. Niet iedereen mag er aan komen en de geleider mag zeker niet toelaten dat iedereen de hond streelt. De geleider speelt hierin een heel grote rol, vind ik.
De onvermijdelijke vraag : hoe denk jij over de africhtingsband ?
Roland: Bart Bellon is een fantastische goeie africhter en een meester in het gebruik van de 'teletac' zoals wij dat zeggen.
Maar het is en blijft een hulpmiddel. Ik vind dat wie een hond niet manueel kan africhten dat ook niet kan met stroom. Stroom wordt te pas en te onpas gebruikt. In mijn jonge periode bestond er geen electrische africhtingsband. Een voorbeeld : Robert De Mits behaalde in zijn tijd 389/400 zonder het gebruik van zo'n band en met zijn Tarzan haalde hij zelfs eens 391/400.
Ik vind wel dat het appèl er mee verbeterd is. Vroeger werden er soms middelen gebruikt die heel wat minder hondvriendelijk waren.
Foto links: Roland in 1994 als aanvalsman met Sam ( eigenaar Patrick Van den Berghe ) , een zoon van de bekende Oké Van het Muizenbos
Foto rechts: Roland met Racky
Auteur : Axel Van der Borght
Foto's : van de eigen collectie van Roland Vanacker en Patrick Van den Berghe
Dank u Patrick Van den Berghe voor de steun
Gepost op : 26 april 2024